Astridpark
Naar Anderlecht mogen gaan, was als jonge reporter een beloning
Het stadion gezien vanuit het Astridpark. Als kind woonde ik niet al ver uit de buurt. Slechts een paar straten verder. In de tuin kon ik de supporters horen juichen. Want dat deden ze vooral in de jaren zestig toen de Corsicaanse trainer Pierre Sinibaldi paarswit naar vijf opeenvolgende titels leidde. Ik besefte het als kind van vijf nog niet maar toch was ik een stille getuige van die glorieperiode.
Pas tien jaar later zou ik er zelf een eerste keer een wedstrijd bijwonen. Anderlecht-Bayern Munchen terugwedstrijd in de supercup zomer 1976. Een zwoele avond waarop het Brusselse sterrenensemble onder leiding van Robby Rensenbrink, het Duitse, gedirigeerd door Franz Beckenbauer, het schaamrood op wangen bezorgde. Vanuit de hoge Steppétribune achter het doel hadden we een prachtig uitzicht op het veld en genoten we van iedere seconde. Het blijft de mooiste voetbalherinnering uit mijn jeugdjaren.
Jaren later stond ik met een groep vrienden tussen 39.000 andere supporters op de laterale staantribune voor de topper tegen Standard. Het was een bloedhete septemberavond begin jaren tachtig. Bewegen was niet meer mogelijk. Nooit eerder en ook niet daarna was er zoveel volk in het stadion.
Kort daarna mocht ik op de hoofdtribune zitten. Beroepshalve. Veertig jaar lang. Vaak op de perstribune op de eerste ring. Nu en dan ook in de befaamde radiocabines met open venster helemaal boven in het stadion. De toeschouwers op de rijen ervoor luisterden mee en keken nu en dan eens om. “Oei, zou ik iets verkeerds gezegd hebben?” dacht ik vaak. Het was nu en dan zeker het geval. Die cabines waren voor mij als jonge reporter toen het hoogst haalbare. Doorgaans zat Jan Wauters er achter de microfoon. Of Frank Raes of Leo Hellemans of Koen Meulenaere die er tijdens een live interventie plots door z’n stoel zakte. Maar bij wedstrijden tegen middenmoters of degradatiekandidaat was het soms aan de beginners. Naar Anderlecht mogen gaan, was destijds een beloning.